Q: How do you follow-up a four-song 7”?
A: With a two-song full-length.
Zo begint zanger/gitarist Alan Sparhawk de bio op de website van Retribution Gospel Choir. Het schetst de onvoorspelbaarheid van Sparhawk, voorman van Low en zijn nevenband Retribution Gospel Choir (voortaan: RGC). Bij ieder nieuw Low-album is het ook maar afwachten welke verrassende wegen men nu weer inslaat (voor het bijna te verschijnen The Invisible Way is dat bijvoorbeeld de productie van Wilco-voorman Jeff Tweedy). En wie had verwacht dat RGC na de korte Revolution ep met een derde full-length album zou komen, dat slechts uit twee nummers bestaat?!
Nu heb ik uit betrouwbare bron vernomen dat drummer Eric Pollard een verwoed lange afstandszwemmer is en bassist Steve Garrington (hij bast ook in Low) een fanatiek lange afstandsloper. Ook Sparhawk zelf, die naast een aanvankelijk bijna professionele carrière in American Football – uiteindelijk ging hij toch liever de muziek in – blijkt nog steeds graag tientallen kilometers hard te lopen. Ze worden door hun voormalig platenlabel Sub Pop dan ook met enige trots ‘likely the most physically fit band on Earth’ genoemd. In die zin is het niet verrassend dat ze met twee van zulke epische tracks komen, die ook nog eens in één take zijn opgenomen. Daar heb je wel een puike conditie voor nodig! Het geeft het album trouwens ook een heerlijk live-gevoel.
Bij Low, de moederband van Sparhawk, waar hij samen met vrouwlief Mimi Parker al decennia in verkeert, klinkt het bijna altijd ingetogen, ingehouden en enigszins onderkoeld. Maar bij RGC komt het regelmatig wel tot een uitbarsting en knettert en vlamt het naar hartelust! Je zou het met enige fantasie de dr. Jekyll en Mr. Hyde-kant van Sparhawk kunnen noemen, die zich vertaalt in beide bands. Hier zou natuurlijk nog veel meer over te zeggen zijn, maar dat voert te ver…
Op het eerste nummer Can’t Walk Out begint het al direct met een heerlijke gruizige gitaar, die flink laag gestemd staat. De bas en drums stellen zich dienend op en Sparhawk mag zich uitleven. Dat doet hij vocaal ook: hij zingt vanaf het begin de longen uit zijn lijf. Op de vorige ep flirtte RGC opzichting met de powerpop; qua zang doet Sparhawk dat hier zeker ook. Alleen stuwt zijn gitaar het juist meer richting doom. Dat is een verrassende combinatie. Uiteindelijk gaat Sparhawk helemaal los op zijn gitaar. Alle mogelijke pedalen trapt hij in en hij dompelt het geheel regelmatig onder in een bad van feedback en reverb. Huilen mag zijn gitaar, op het bijna hysterische en in ieder geval psychedelische af. Toch loopt het nooit echt uit de klauwen. Het is geen noise. Nee, het blijft melodieus en lyrisch, met een heerlijke groove. Tegelijk spelen de drums en bas ook meer dan een bijrol. Toen ik het nummer op de koptelefoon luisterde, viel mij op hoe krachtig en gevarieerd Pollard drumt en hoe creatief het baswerk van Garrington is.
In eerste reacties lees ik: ‘het gaat maar door en door’ (en dat is niet positief bedoeld). Nu vind ik dat juist een pré: als je je er aan over geeft, raak je in een soort prettige trance. Bovendien is de apotheose hier fenomenaal!
Het tweede nummer Seven is zo mogelijk nog fraaier. Het is in ieder geval wat subtieler… Het begint lichter, rustiger en (jawel!) ingetogener. Ook de zang is een stuk minder verbeten in het begin. De grotere variëteit heeft ook te maken met een prominente gastrol van Nels Cline, de lead-gitarist van Wilco. Zijn kenmerkende stijl van hoge vibrerende tonen laat zich al snel terughoren. Het past wonderwel bij de veel gruiziger klank van Sparhawk. Deze biedt Cline trouwens geweldig partij. Aanvankelijk legt hij de lage basis neer, waaroverheen Cline speels soleert, maar later komt Sparhawk steeds meer boven te liggen en wordt het een enerverend duel. Ja, het mag gezegd: Sparhawk is intussen een groots gitarist! Dat bewijst hij hier wel in zijn dubbele soli met Cline. Dubbele gitaarsolo’s; Lynyrd Skynyrd had daar bijvoorbeeld een patent op en Wilco liet m.n. op Impossible Germany er ook eens een fraai staaltje van horen. Hier op Seven doet men daar niet voor onder!
O ja, tussendoor zingt Sparhawk ook nog… Je zou het bijna vergeten. Deze zang is hier meeslepender dan bij het eerste nummer Can’t Walk Out , maar laten we eerlijk zijn: de nadruk ligt ook hier meer op de instrumentale kant van het nummer. Dat blijkt ook uit het fraaie subtiele slot waarbij drums en bas eenvoudig, doch doeltreffend, er een punt achter zetten.
Voor een liedjesplaat moet u niet bij 3 wezen. Dan verwijs ik u graag door naar de beide voorgaande albums van RGC. Maar voor de avontuurlijk ingestelde muziekliefhebber, die lak heeft aan conventies én zich graag overgeeft aan overweldigende muziek, kan ik 3 van harte aanbevelen. Of, met een variatie op het intro van deze recensie:
Q: How do you feel after this two-song full-length?
A: Overwhelmed and refined!
Er is geen ontkomen aan zeg, aan dat Wilco-gedoe. 😉
Mooie bespreking, Kees! Motiveert mij toch wel weer om ‘m nog een keer te luisteren. Vooralsnog vind ik dat eerste ‘liedje’ wat over de top. Ik kan het nog niet helemaal hebben. De tweede track vind ik dan wel weer erg goed. Tsja, das dus 50%.
Wat is ‘dat Wilco-gedoe’??? Wilco is gewoon een topband, al jaren en vooral live onoverwinnelijk (komt u maar…)
Maar RGC klinkt hier niet echt naar Wilco hoor, behoudens het gitaarspel van Cline in ‘Seven’…
En als je dit wel over the top vindt en dat Revival Hour niet, begrijp ik jou niet…
‘Dat Wilco-gedoe’. Daarmee bedoel ik het verschijnen van deze band op zeer veel plaatsen. Ik hoor veel mensen die er helemaal mee weglopen. Ik heb het geniale er nog niet van ontdekt. Prima bandje, lekkere indie, maar mijns inziens niet indrukwekkend. Die Tweedy en (wil)co. duiken op veel plekken op. Ze hebben met hun fikken aan die laatste Low-plaat gezeten (ben ik nog niet enthousiast over) en ook Bill Fay heeft er mee te maken. Over die laatste zeg ik maar even niets meer.
Totaal willekeurig om hier The Revival Hour bij te halen! Heel ander soort band, op een heel andere manier over the top. Ik vind het gitaargejengel hier gewoon too much. Is gewoon niet mijn ding. Die nieuwe Nick Cave vind ik ook mooi, maar hoor geluiden van mensen die het vuige gitaargeluid wel erg missen. Zegt misschien iets over mijn voorkeuren.
En wie sleept hier nu van alles bij? Laten we die Nick nog even lekker in z’n kelder laten zitten voordat jij hem er uit opgegraven hebt. Jou kennende kan dat nog wel even duren… 🙂
Er is een verschil tussen er van alles bij halen om een principe uit te leggen en er iets bij halen wat totaal niets te maken heeft met het al genoemde. Jij vroeg zelf wat ik met Wilco-gedoe bedoelde.
Wat ik tot nu toe over Nick Cave heb gezegd is allemaal gratis promotie voor wat komen gaat, Kees.
Goed – witte vlag – ik kan niet wachten met die Kelderman van je…
’t is weer gezellig hier. als dat RGC dit allemaal los maakt moeten ze maar een andere naam gaan kiezen…
Nee, Peter: ik heb intussen de witte vlag gehesen en dat lijkt me prima passen bij het woord ‘retributie’ a.k.a. ‘boete’…
overigens is dit toch wel lekkere muziek inderdaad. je moet er voor in de stemming zijn, en sinds een aantal jaar pleeg ik wat minder vaak te zwelgen in zware gitaar muziek, maar zo af en toe kan dat toch heel lekker zijn: volumeknop open, gordijnen dicht en uit je plaat gaan! RGC bedient mij op zo’n moment op mijn wenken.
🙂 🙂
Ik ben na enig tegenstribbelen ook om…RGC is een fantastische band, maar ik moest echt wennen aan deze nieuwe, languitgesponnen aanpak. Wilco heb ik dan niet mee, maar Nels Cline is een topartiest die in veel geweldige releases opduikt. Goed verhaal Kees en dank voor je overtuigingskracht 😉
🙂 Mooie en eerlijke reactie, JW. Als we dan toch aan het biechten zijn… Ook ik moest wennen aan deze uitgesponnen aanpak. Pas bij de tweede en vooral de derde keer raakte ik helemaal in de ban.
Pingback: la liste week 12 | mousique.nl